Jan Schoonenberg is al ruim veertig jaar thuis in Soest: ,,Ik heb zoveel gezien en meegemaakt, ik ben een heel tevreden mens."
Jan Schoonenberg is al ruim veertig jaar thuis in Soest: ,,Ik heb zoveel gezien en meegemaakt, ik ben een heel tevreden mens." Hans Veltmeijer

Jan Schoonenberg uit Soest over zijn periode als verbindingsman in het roerige Nieuw-Guinea

22 augustus 2021 om 22:02 Overig

SOEST Jan Schoonenberg (91) was een van de paar honderd militairen die het laatste bastion in de Oost van Nederland moesten bewaken. In Nieuw-Guinea beleefde hij in 1950 de slechtste Kerstmis van zijn leven. Als ratten in de val, zaten ze, maar een misleidende truc bood uitkomst. Op de terugreis in 1951 werd hij geconfronteerd met Molukse families in barre omstandigheden.

Door Hans Veltmeijer

Wil je naar de West of de Oost? werd hem gevraagd direct na zijn opleiding in Den Helder. De Oost, was het eerste wat in de 20-jarige Jan opkwam. Inmiddels bekwaam in het morsen en coderen. Zo vertrok hij in 1950 als dienstplichtig militair bij de marine naar Nieuw-Guinea. De nog overgebleven Nederlandse kolonie in deze regio. 

De bootreis duurde een maand en elke avond werd er een film vertoond door een professionele operateur. De technisch vaardige Jan papte met hem aan en leerde onderweg alles over het onderhoud en reparatie van de projectoren. Dat kwam later goed van pas. Gedurende de hele reis mocht hij niet van boord want hij moest geheime codes bewaken. Pas in Surabaya stapte hij aan wal. Daar trof hij op de kazerne ‘totaal losgeslagen Nederlandse jongens aan’. ,,Mijn oren tuitten.” Drank en prostitutie waren de voornaamste tijdverdrijven, maar Jan wenste daar niet aan deel te nemen. 

Hij vroeg nachtdiensten aan bij de verbindingsdienst. Zo was hij verschoond van de nachtelijke uitwassen en kon hij overdag de omgeving verkennen. Dat kostte hem een keer bijna zijn leven. Tijdens een tocht overdag per riksja naar een kampong trokken schreeuwende bewoners met knuppels uit hun huizen om die twee Hollanders aan te vallen. ,,Ik had toen het geluk dat mijn maat een bokskampioen was. Hij heeft er op losgeslagen en de militaire politie heeft ons uiteindelijk gered.”

Op de kazerne trof ik totaal losgelsagen Nederlandse jongens

In Surabaya bleek het dat ze bestemd waren om naar Nieuw-Guinea door te reizen. De nog overgebleven Nederlandse kolonie in deze regio. De politionele acties van Nederland lagen vers in het geheugen van de Indonesiërs. In 1949 was het land overgedragen aan de nieuwe president Soekarno. De kwestie van de overdracht zonder Nieuw-Guinea lag nog zo gevoelig dat Schoonenberg en zijn militaire kameraden in het geheim later doorvoeren naar Nieuw-Guinea als ‘betalende passagiers’ in burger. 

Met elf anderen was zijn het relatief kleine eiland Biak in het noordwesten van de archipel en tegenwoordig door reizigers omschreven als ‘een paradijselijk oord met de mooiste stranden ter wereld’. De meesten voeren door naar Hollandia, de hoofdstad van Nederlands Nieuw-Guinea. Op Biak was een openluchtbioscoop voor de op dat moment honderd man marinepersoneel, maar de projector was kapot. De lichting militairen uit Nederland had twee projectoren bij zich en de intussen deskundige Jan ging films vertonen voor de manschappen én voor de ambtenaren uit de lokale gemeenschappen. Zestig films had hij ter beschikking. 

Hij werd de spil in de filmwereld want ook projectoren op buitenposten haalde hij naar Biak om te repareren. En hij trok de binnenlanden in om films te vertonen. Bijvoorbeeld bij pater Tillemans, die later de eerste rooms-katholieke bisschop van Nieuw-Guinea werd. Maar zijn hoofdtaak was verbindingsman. Een half jaar zou hij blijven, het werd meer dan een jaar omdat zich geen nieuwe codeur aandiende.

Toen we in de grot gingen kijken lagen er nog allemaal schedels

De oorlog tussen Japan en de Verenigde Staten was al jaren verleden tijd, de sporen ervan waren op Biak nog goed zichtbaar. Het hoofdkantoor van de Amerikanen bevond zich in Hollandia. Het veroveren van Biak op de Japanners vormde een grote klus. ,, De Japanners hadden zich in een grot verstopt, waar ze zelfs een hospitaal in hadden gemaakt”, vertelt Schoonenberg. De grot zat onder een berg en had een groot gat aan de bovenkant. Uiteindelijk bedachten de Amerikanen om van bovenaf een vat benzine door dat gat naar binnen te werpen. De ontploffing maakte een einde aan deze Japanse pleisterplaats en veel mensenlevens. ,,Toen wij daar gingen kijken, lagen er nog allemaal schedels.”

Zijn albums tonen indrukwekkende beelden van vervlogen gemeenschappen en verschillende stammen van de Papoea-bevolking. Van tovenaars, vissers in boten van boomstammen en menseneters. 

Hij beleefde er ook de slechtste Kerstmis van zijn leven. Via via kwamen de Nederlanders te weten dat er een Indonesische invasie was gepland op eerste kerstdag. De pakweg driehonderd militairen en de twee schepen op Biak zouden geen partij vormen voor een grote vijandelijke troepenmacht. En dus besloten ze tot een misleidende truc. Door heel druk radioverkeer leek het alsof er een imposante Nederlandse troepenmacht aanwezig was. Het werkte, de Indonesiërs zagen van de aanval af en dat was maar goed ook, beseft hij. ,,We zaten als ratten in de val, ik wist precies wat ons te wachten stond.” 

Tien jaar later, toen Jan Schoonenberg al was ondergedompeld in zijn carrière in het internationale bedrijfsleven, gebeurde het alsnog. Er was inmiddels een groot Nederlands militair contingent in Nieuw-Guinea. En de Indonesiërs werden steeds agressiever in hun claim op het gebied. ,,Er is toen wel gevochten en na bemiddeling door de Verenigde Naties zijn de Nederlanders uiteindelijk vertrokken.” Het westelijk deel van Nieuw-Guinea is nog steeds onderdeel van Indonesië (de oostkant is het onafhankelijke Papoea-Nieuw-Guinea) en volgens Schoonenberg ‘gaat het helemaal de verkeerde kant op’. ,,De bevolking wordt onderdrukt, er is volop mijnbouw in de bodemrijkdom en lokale talen verdwijnen.”

De omstandigheden op het schip waren erbarmelijk voor de Molukkers

Hij is er nooit meer terug geweest. Zijn repatriëring verliep merkwaardig. Er was een tussenstop in Makassar, op de Molukken. Daar liep het schip vol met Molukse KNIL-militairen, die aan de Nederlandse zijde hadden gestreden. Ze werden in het voorschip gehuisvest, Schoonenberg zat met de Nederlandse militairen strikt gescheiden daarvan in het achterschip. Alleen hij had soms contact met de Molukkers, omdat hij als technische man overal op het schip de lampen moest vervangen.

Schrijnende toestanden trof hij aan. ,,Ik heb gezien dat ze onder erbarmelijke omstandigheden moesten leven. Met stapelbedden van vier hoog en kleine ruimtes daartussen. De baby’s werden in het urinoir gewassen. De mensen waren met hele families waarvan veel ouderen niet bestand waren tegen de zeereis. Er waren dus veel zeemansgraven waarbij wij de erewacht waren. Maar we mochten niet met ze praten.”

De terugreis werd ‘een ramp’. ,,Storm na storm na storm.” De meesten aan boord werden zeeziek, maar hij niet. Ze dreven helemaal af van het Suezkanaal naar Madagascar. Ruim een maand na vertrek arriveerden ze in de haven van Rotterdam. Gewoonlijk staat daar dan een ontvangstcomité, met fanfare, en de ouders van de jonge dieners van het vaderland. Niets van dat al ditmaal. ,,Er was helemaal niemand. We kregen honderd gulden en moesten maar zien hoe we thuiskwamen. We begrepen er niets van.”

Bij aankomst in Rotterdam was er helemaal niemand, we begrepen er niets van

Later wel. ,,Nederland was heel beducht voor de relatie met Indonesië, en wilde Soekarno niet ergeren.” Dat Nederland Molukkers die voor Nederland hadden gevochten een veilig heenkomen verzorgde, mocht niet bekend worden. Die ontvangst gaf hem ‘een heel slecht gevoel’. ,,Want ik had me kapot gewerkt daar.” De taxichauffeur had met hem te doen en bracht hem gratis naar zijn ouders in Eindhoven. Het Molukse deel van het schip kwam vlakbij in kamp Vught terecht. 

Jan Schoonenberg viel tijdens zijn eerste uitje voor de zangeres in de feestzaal in Eindhoven. Onlangs vierden ze hun 65-jarig huwelijk. Ruim veertig jaar wonen ze alweer in Soest, aanvankelijk met hun kinderen. Op zijn 55e ging hij al met pensioen en heeft vervolgens samen met zijn vrouw ‘ten volle kunnen genieten’, onder meer met hun camper. De gebeurtenissen in 1950-1951 staan hem nog helder voor de geest en hebben grote indruk gemaakt. Maar dat het zijn latere leven heeft bepaald, nee. ,,Ik was meestal 300 dagen per jaar op reis voor mijn werk en heb zoveel gezien en meegemaakt. Ik ben een heel tevreden mens.”

Jan Schoonenberg (voorgrond met bril) op bezoek in het binnenland bij pater Tillemans. Hij werd daar elke maand heen gestuurd om een film te vertonen.
Een tovenaar die Schoonenberg trof. De halsketting toont zijn dapperheid en zijn contact met de goden.
advertentie
advertentie