Prins Bernhardlaan

25 maart 2020 om 12:00 Column

Vragen ze hier in Laren of ik zin heb om mee te gaan wandelen. Pardon? Ja, waarom niet. Lekker met zijn allen lopen in de frisse lucht, hoor ik ook nog. En tevens: dat is goed voor een mens. En ik kan mijn nieuwe rolstoel, met voorwielaandrijving, fijn van uitproberen.

Ik sluit voor een moment de ogen. En moet je zien: ik sta weer in de lange, stinkende gang van de lagere school. Heb net mijn jas van het haakje gehaald en dan hoor ik dat mijn broer Heinz moet schoolblijven. Keihard vloeken mag niet eens. Je staat toevallig wel nog steeds in die lange, stinkende gang van de school met de Bijbel, maar ik zit er maar mooi mee. Natuurlijk.

Ik rij altijd met Heinz mee naar school en terug. Levensgevaarlijk maar wel leuk. Met losse handen de laan af. Circus Knie is er niets bij,

Zelf heb ik geen fiets. Sterker, ik kan niet eens fietsen. ,,Nooit van je leven", zegt iedereen nog. Misschien, heel misschien kan ik wel op zo'n belachelijke driewieler rijden. Nou, weet je, daar gaan ze mooi zelf maar opzitten. Ik ben niet gek.

Wat te doen? Wachten op Heinz is geen pretje. Hij heeft straf van de meester die altijd nonchalant zegt: ik heb de tijd. Serieus, dat zegt 'ie.

Kom daar vandaag aan de dag nog maar eens om. De meesters van nu hebben hoegenaamd geen tijd om straf uit te de delen. Ze moeten naar het Malieveld om tegen het stokdove Den Haag te schreeuwen om beter onderwijs. Maar dit geheel terzijde.

Ik besluit om maar naar huis te gaan lopen. Misschien krijg ik daar dan wel een medaille voor. Dat geloop is trouwens best wel moeilijk. Soest heeft namelijk nog geen echte betegelde stoepen. De stoepen in Soest zijn van een soort aangestampt gruis. Niet mooi om te zien en niet eenvoudig om op te lopen.

Maar wat zeur ik. Moet je zien. Aan de overkant van de laan, zogenaamd op de andere stoep, nadert hand-in-hand een groep kinderen van het Van Arkel Instituut. Stuk voor stuk mongooltjes en nog wat erger. Sommige kinderen zwaaien naar me.

Wanneer ik wat aarzel om terug te zwaaien struikel ik bijna. Maar een geluk bij een bijna ongeluk. Een stevige arm redt me van een stevige val op het gemene gruis.

Maar dat is nog niet alles. Ben je mal. De stevige arm hoort bij een voortvarende man. En de voortvarende man denkt dat ik bij de groep kinderen van het Van Arkel Instituut hoor en dat ik ben afgedwaald. Even voel ik me het verloren schaap (Luc. 1-7).

Gelukkig weet de gewaarschuwde leidster van de groep van niets. Heel misschien heb ik daarom nooit zin om met groepen mee te lopen.

Ook niet in Laren.
Boudewijn Paans

advertentie
advertentie